Het zal, moge toch wel verondersteld worden, een ieder direct te binnen schieten. Dat de titel van dit verhaal een deel is van een Nederlands spreekwoord, dat er –vooral schoenmakers, maar- in essentie mensen op wil attenderen dat ze zich niet of tenminste minder zouden moeten inlaten met zaken waar ze geen of veel te weinig verstand van hebben. En zich veel beter zouden kunnen uiten in en richten op de werkzaamheden waar ze ongetwijfeld hun uitbundige deskundigheden wèl aan de dag zouden kunnen leggen.
Recentelijk kwam langzaam maar gestaag de vraag opborrelen hoeveel Dreumelnaren en Dreumelnaressen eigenlijk een bepaald beroep uit oefenden in de periode die begrensd wordt door het begin van de officiële burgerlijke stand, in 1811 en de meest recente digitaal geopenbaarde akten. Hetgeen dan de overlijdensakten zijn, die zowaar tot en met 1960 hun op schrift gestelde geheimen inmiddels digitaal prijs geven.
Weliswaar is de verwerking van deze akten nog lang niet voltooid, maar dat doet niet zo heel veel af aan het verbazingwekkend hoge aantal beroepen, die allemaal worden weer gegeven op de diverse soorten akten en die uitgeoefend werden door zich op het stadhuis meldende Dreumelnaren, hetzij als aangevers of als getuigen. Het blijkt -voor deze Old Cows- een mooie wettelijke verplichting te zijn dat de ambtelijke secretaris de respectievelijke beroepen altijd op alle akten diende te vermelden, zowel van aangevers als de getuigen.
Voor zover ze een beroep hadden althans. Alleen als je iets officieels bij de gemeentelijke secretaris kwam melden en je was de gemiddelde levensduur van je generatiegenoten al ruimschoots ontstegen, werd als beroep … geen beroep of rentenier… opgetekend. Ook al had je je complete levensduur minus de eerste 10/11/12 jaartjes weinig anders, en zeker niets beters, gedaan dan werken. Zo hebben al aardig wat beroepsomschrijvingen de akten gesierd, al dan niet met destijdse of recentere omschrijvingen. Knegt werd knecht en visscher werd visser, karman werd mogelijk koetsier, dat soort grammaticale aanpassinkjes. Kniesoren die daar op letten.
Mocht iemand al ooit met de gedachte rond gelopen hebben dat het barstte van de aannemers in Dreumel, dan kan ik niet anders dan dat ter plekke ontzenuwen.
Het waren en zijn er niet zo heel veel, toen niet en nu nog niet:
Hetgeen je ook nauwelijks een al te groot wonder mag noemen, want zo wordt er geschreven op ... Bron: http://www.rigo.nl/Portals/0/10%20lacunes%20in%20de%20waarheidsvinding%202.pdf
“In de negentiende eeuw was het vak van aannemer buitengewoon riskant. De opdrachtgever vertelde al doende wat je moest maken, en reken er maar niet op dat dit in de vorm van meerwerk opgedragen wordt, nee, dat moest je gewoon maken. Aangezien het Burgerlijk Wetboek alleen schriftelijk opgedragen meerwerk erkent, had de aannemer ook nog geen poot om op te staan. Aannemers zaten in de 18e en 19e eeuw in de verdomhoek. De opdrachtgever was oppermachtig”.
Toch was er genoeg te doen, zo blijkt na een zoekopdracht in de gedigitaliseerde kranten op www.delpher.nl, met name in en rond Dreumel, Heerwaarden en Fort Andries.
Het zal er aan liggen dat de Dreumelse aannemers wel werk hadden en kregen, maar daar geen berichten over in de kranten verschenen. Meestal naar alle waarschijnlijkheid geen projecten waar Rijkswaterstaat zich mee bemoeide, maar eerder lokale of zelfs gemeentelijke overheden. Of gewoon opdrachten van persoon naar aannemer en vice versa. Er zijn nog wel een klein aantal aannemelijke berichtjes in de kranten, maar het gaat niet om megaprojecten:
Aanbestedingen rond en in de wijde omgeving van Dreumel hadden vaak als centraal en chronisch thema om verbeteringen en reparaties te verrichten aan de dijken die de Waal en de Maas in toom dienden te houden. Maar zou je een wat bereisder aannemer zijn geweest, dan kon je ook huizen gaan bouwen in bijvoorbeeld Leiden:
(Bouw spoorbrug bij Lent: Tussen april 1875 en juli 1876 werden vier bouwputten in de Waal geslagen voor de drie pijlers en het landhoofd van de spoorbrug in aanbouw. Tussen die pijlers verrezen in drie fases een woud van stalen steigers waarop de overspanningen ter plaatse werden geconstrueerd. Ir. Van den Bergh die ook de brug over het Hollands Diep bij Moerdijk had gebouwd leidde de werkzaamheden.)
Zeer waarschijnlijk hebben veel Dreumelse aannemers, voor zover het er al ‘veel’ zijn geweest, zich in de 19 e eeuw, voornamelijk bezig gehouden met ‘water’. Er zijn geen of nauwelijks openbare documenten te vinden over hoe personenvervoer in die tijd plaats vond, maar trekschuiten maakten daar wel degelijk deel van uit. Langzamer, maar goedkoper en comfortabeler dan met paard en wagen over dan bijna nog allemaal onverharde wegen, die te vaak veranderden in geheel en langdurig onbegaanbare modderpaden.
Rivieren en kanalen moesten dan wel daarvoor geschikt gemaakt worden. Daarnaast werd er nog steeds veel tijd en energie gestoken, tot op de dag van vandaag overigens, om rivieren uitdrukkelijk binnen hun oevers te laten blijven en ongetwijfeld hebben Dreumelse aannemers daar hun bijdrage aan geleverd, nota bene veel watersnoodrampen in onze contreien mee gemaakt hebbend.
(Bron: http://www.geschiedenisbeleven.nl/veranderend-landschap/ )
Koning Willem 1 (1772 – 1843) was een groot voorstander van de aanleg van kanalen en hij realiseert maar liefst 13 nieuwe vaarwagen, waaronder het Noord-Hollandsch Kanaal, de Zuid-Willemsvaart en het kanaal Gent-Terneuzen.
De aanleg van vaarwegen gaat gestaag verder, ook als de opvolgende Koningen en Koninginnen de troon inmiddels hebben bestegen.
Onderstaand een afbeelding (foto: Wikimedia) van de aanleg van het kanaal van Gent naar Terneuzen in 1878:
En ook dichter bij en rond Dreumel was het onderhouden en verbeteren en ‘verdedigen’ van de waterwegen topprioriteit.
En dus moest er héél wat ge- en herbouwd en hersteld worden.
Helaas worden ook bij deze aanvankelijke aanbestedingen en uiteindelijke gunningen geen Dreumelse aannemers genoemd.
Die toch werken aannemen, waaronder de firma Driessen. Die een aanbesteding won in Ginneken, bij Breda (N.Br.) In De Tijd van 22 april 1938:
De firma Driessen schreef wel in op vele werken:
Om dit verhaal te beëindigen, de laatste vermelding op de website van www.delpher.nl van een Dreumelse aannemer die een inschrijving doet op uit te voeren werken. De eer valt de firma Driessen te beurt, in het Vrije Volk van 30 mei 1952:
Omdat ze de hoogste bieding presenteerden is de kans erg klein dat ze dit werk gegund zou worden. De kerk wordt volgens Wikipedia in 1953 gebouwd, in opdracht van architectenbureau Hendriks, Van der Sluys & Van den Bosch.
Interessant .... op 22 februari 2013 door Ben Schattenberg. Deze meneer meldt het volgende:
Overheidsbeslissingen. Tja, dan weet je het wel. Alhoewel, over het uiteindelijke besluit van de Rotterdamse bestuurders is niets op internet te vinden.
Weet U er meer van of over? Let me know, please, dan kan ik dit verhaal beter afsluiten dan nu het geval is.