Het is een onbetwist feit dat je op den duur went aan bijna alles dat je mee maakt, hetgeen je overkomt of ziet gebeuren. Zeker als dezelfde ervaringen zich meerdere keren voor doen. Er zijn uiteraard best wel een paar uitzonderingen, die overigens zonder twijfel ook nog kunnen en zullen verschillen van persoon tot persoon. Hoe sterk sta je in je schoenen, slippers, naaldhakken of klompen, is dan de zeer bepalende factor. Sommigen janken al als het eindelijk lukt een vlieg het hiernamaals in te meppen, anderen verblikken of verblozen niet bij nóg ernstiger gebeurtenissen.
En alhoewel ik me persoonlijk inmiddels zeker gepokt en gemazeld weet door al de akten en bijbehorende en soortgelijke of daarmee verband houdende documenten en de daarop uitvoerig beschreven gebeurtenissen, gaat het me desondanks nog steeds niet in welke koude kleren dan ook zitten als er weer eens een voorval in een Dreumelse akte zeer breedvoerig uiteen wordt gezet, dat wederom frappeert. Zelfs enigszins choqueert.
Overlijdensakte No. 17, in het jaar 1895, maakt wederom melding van een schrijnende gebeurtenis, die helaas al vaker heeft plaats gevonden in, bij en rond de Waal. En die andermaal zeer omvangrijk beschreven wordt in de Dreumelse overlijdensakten.
Op 3 juli 1895 verschijnen schipper Willem van Wijk en Rijks veldwachter George Hendrik Peters voor de secretaris van de Dreumelse burgerlijken stand om melding te maken van de gruwelijke vondst van een ‘opgevischt’ lijk van …”het vrouwelijke geslacht, leeftijd onbekend naar gissing veertig jaren, lengte middelbaar, aangezigt blaaw en opgezet, haar grijzend en gevlochten, gestalte heeft het voorkomen te verkeeren in staat van zwangerschap.
Gekleed als volgt, jak blaauw met witte bloemen, borstrok blaauw met bruine streepen, rok bruin, zwart pluche pantoffels met hakken en lederen stukjes terzijde.
Aan den ringvinger der regterhand een vermoedelijk gouden ring, in ieder der beide ooren een vermoedelijk gouden bel.
Waarvan wij de acte hebben opgemaakt welke na voorlezing is onderteekend door ons en den tweeden aangever, verklarende de eerst genoemde aangever zijnen naam wegens ongeoefendheid niet te kunnen schrijven of teekenen”.
Burgemeester Gerrit van Eijseren ondertekent deze akte met een voor zijn doen zeer bescheiden handtekening.
Daarmee zou de kous geheel af kunnen zijn, ware het niet dat er niet veel later datzelfde jaar een aantekening in de marge van deze akte wordt bij geschreven. De akte zelf wordt op 6 juli 1895 plichtgetrouw beschreven, maar twee maanden later wordt deze kanttekening toe gevoegd:
“Bij vonnis van de arrondissements Regtbank te Tiel van deze eenentwintigsten Augustus achttien honderd vijf en negentig is de aanvulling en verbetering bevolen van nevenstaande Overlijdensacte in dier voege dat daarin worde verbeterd dat het gevonden lijk van het vrouwelijk geslacht was oud zeven en dertig jaren en dat daarin worde aangevuld dat dit lijk was dat van Anna Margaretha Wintgens, zonder beroep, wonende te Rotterdam, geboren te Duisburg, echtgenoote van Henrich Baumer, schipper, wonende te Rotterdam en dochter van Wilhelm Wintgens, zonder beroep, wonende te Duisburg en van Margaretha Schneider, zonder beroep, gewoond hebbende en overleden te Duisburg.
Dreumel, den zesden September achttien honderd vijf en negentig. De Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der Gemeente Dreumel”.
Het aantal akten dat op een registerpagina werd vermeld, hing vaak af van de grootte van de gemeente. Hoe groter het aantal inwoners in een gemeente, hoe compacter en kleiner de akten en hoe meer er op een pagina werden bedrukt en beschreven. Van de in Dreumel gebezigde akten, Dreumel niet bepaald behorend tot de grotere gemeenten, besloegen slechts twee akten elke bladzijde in het register der overledenen, zodoende vier op een willekeurig open geslagen plek in het register:
Op dit registerblad zien we na de akte linksboven eerst nog drie opvolgende overlijdensakten (No. 18, 19 & 20) en dat herhaalt zich op het volgende registerblad (No. 21, 22 & 23). Maar dan met uitzondering van de ruimte rechtsonder die normaliter voor bestemd zou zijn voor wederom de reguliere gegevens van een overleden persoon.
Al heel veel keren eerder gezien, was het te doen gebruikelijk om teksten, van welke lengte of omvang dan ook, in eerste instantie in de marges te proppen van de bestaande voor bedrukte tekst. De tekst op déze bladzijde laat ons weten dat:
En ook de opvolgende vier voorbedrukte akten worden blanco en ongebruikt gelaten:
Opvallend (1) toch wel is dat weliswaar de broer van de nu weduwnaar zich mede heeft bekommerd met de identificatie van de overleden vrouw, maar verder niet gespecificeerd wordt in al deze breedvoerige bewoordingen.
Opvallend(er) (2) toch wel is, dat, ondanks dat persoonsgegevens in overvloedige veelvouden worden vermeld in al deze schier grenzeloze teksten, het nergens meer naar voren komt dat de overleden vrouw mogelijk zwanger was.
Mogelijk dus twéé mensen overboord gevallen en verdronken!