Eigenlijk is het al de 13e september. De allerheetste 13e september ooit mee gemaakt (althans in Nederland) en ooit -in NL- gemeten, nog slechts een dikke week voorafgaand aan de start van de astronomische herfst. Er is een verschil van een week of drie tussen de meteorologische en astronomische herfst. Ja, ècht.
Vanaf ongeveer 1600 doen we in Nederland al metingen naar onder andere de heersende temperaturen en dus zijn er nogal wat dagen en jaartjes en zelfs eeuwen verlopen voor we dit heetste moment op 13 september 2016 bereikt hebben. Dankzij onszelf overigens en dankzij onszelf zal het ook komende jaren zeer waarschijnlijk minstens zo erg zijn of nóg erger worden. Fantàstische foto's maken we van de rotspartijen op Mars en stellen vast dat het er daar mogelijk ooit zo ongeveer uit gezien moet hebben als op ons moedertje aarde. Zouden daar dan ook hééél lang geleden al intelligente mensen zoals wij gewoond hebben?
De website van het KNMI meldt: 'De hoogste temperatuur die het KNMI in Nederland ooit kon vaststellen bedroeg 38,6 graden Celsius. De temperatuur werd vastgesteld in Warnsveld, op 23 augustus 1944.' Maar dat was zo ongeveer in het holst van de zomer en niet op 13 september.
Zie links de gemiddelde en uiterste temperaturen die het KNMI heeft geregistreerd in de vele jaren die ons vooraf gingen. De gemiddelde temperatuur voor 13 september is 23,5 graden Celsius. Daar zitten we vandaag maar liefst nagenoeg 9 graden bóven.
Excuses voor deze zeker niet gebruikelijke lange uiteenzetting over weersomstandigheden, maar ik informeer u er graag over dat ik een heuse bloedhekel heb aan temperaturen die -ver- boven de 20 graden uitkomen en met name hoe langer die aanhouden, hoe bloedhekeliger ik daardoor word en ben.
Ik weet niet wie de uitvinder van de ventilator is geweest, maar er staat er een op vol vermogen te draaien, een slordige meter achter me en die houd me tenminste zweetvrij. Ik ben maar gewoon aan het proberen door te gaan met waar ik me van voorgenomen had om het deze avond te gaan doen en dus kan ik u het eerste jaar van deel 18 aanbieden.
Hier is ... 1892.
Vandaag, 14 september 2016, was het ook best weer snoei-heet. Op het kaartje hiernaast staan de temperaturen van 19:30, maar het is vandaag weer in delen van Nederland 32 graden en hoger geweest. Als je dan na gaat dat de gemiddelde temperatuur van rond deze tijd van het jaar 23,5 graden zou behoren te zijn, dan was het vandaag weer afzien. Voor mij althans.
Ik ben blij dat er bij Damen Shipyards tenminste ge-air-conditioneerde omstandigheden zijn, zodat de temperatuur daar binnen op 23,5 graden kan worden gehandhaafd. Je moet er toch niet aan denken dat je met die hoge temperaturen bloot gesteld zou worden aan die tropische temperaturen.
Trouwens, gesproken en gezwegen over de tropen. Ooit (1977) was ik op cursus in het Tropeninstituut in Amsterdam. Om voorbereid te worden op mijn 2 jaar durende uitzending naar Kenia, als vrijwilliger voor de Stichting Nederlandse vrijwilligers. Tijdens de vele discussies die we toen meenden te moeten voeren, kwam naar voren dat Afrika zich minder heeft kunnen ontwikkelen als gevolg van de constant hete temperaturen, toch vaak schommelend tussen de 30 en de 40 graden. Of hoger dan 40 graden !!
Onzin vond ik het toen, nog nooit één stap gezet hebbend in Afrika zelf. Hard en langdurig hard werken kun je ook bij hoge temperaturen, dacht ik toen nog.
Tot ik echt(er) in Kenia aan het werk ging en in de ruime omgeving van Garissa moest proberen om waterpompen aan de gang te houden langs de Tana rivier. De tabel hieronder laat zien wat de temperaturen in Garissa overdag kunnen zijn en ook meestal waren. Die minimum temperaturen kon je alleen maar ervaren als het nacht was geworden.
Ik heb tóen een bloedhekel gekregen aan snoeiende hitte en me elke dag weer gerealiseerd dat je in Afrika niet -en zeker niet blijvend- zo (hard) kunt werken als je hier in Nederland gewoon was.
Na al dat geneuzel over weersomstandigheden, ga ik u snel 1891 laten zien, want die is ook klaar.
En die advertentie van 31 januari 1891 was dan alweer de laatste van dat jaar. Dan verwacht je nog wel wat berichten tussen die datum en het begin van dat jaar, maar het mocht niet meer zo zijn en dus ... tijd om 1890 te gaan verkennen. Hetgeen ik inmiddels al gedaan heb en het me toch weer opviel dat het niet per definitie zo is dat, naarmate we verder terug de tijd in gaan, de berichten steeds minder -belangrijk- worden. 1890 Was een 'lang' jaar en wat me in ook 1891 al op viel, was onder andere dat voor mij volkomen vreemde personen grondbelasting moesten betalen voor grond in Dreumel, veronderstel ik dan maar. Mr. Bart Post, in Tiel geboren betaalt F 32,07, voor grond in Dreumel. En ook ene Mr. Jan Philip Lodewijk Ernest Everard Scheidius, geboren te Arnhem, moet betalen, te weten F 201,28, voor grond in Dreumel. Geen idee wie het zijn.
Verder valt het me weer op dat het Ministerie van Waterstaat elk jaar wéér werkzaamheden ter aanbieding in de krant uitschrijft, waar dan op geboden kan worden door aannemers. De laagste aanbieder krijgt doorgaans altijd de klus, waarbij ik niet de indruk krijg dat er op kwaliteit en/of ervaring gelet wordt, maar slechts de prijs van doorslag is. Maar al jaren lang bestaan die werkzaamheden uit het '... aanbrengen van voorzieningen aan de beteugeling der Heerewaardensche overlaten en het in 189* ophogen van die beteugelingen ...'. Je zou veronderstellen dat die beteugelingen ooit af zouden zijn en blijven. Maar nee hoor, elk jaar weer dezelfde werkzaamheden. Waar overigens zeer zelden of bijna nooit Dreumelse aannemers op bieden. Vreemd, 't is toch vlak naast de deur, zou je denken.
Ik ga u 1890 laten zien ... hoogste tijd:
"Neem nou dat prachtige schilderij van 1908, geschilderd door F. Hart Nibbrig. Een kopie ervan hangt in het Rondeel, het Rhenense museum. Het origineel in het Singermuseum te Laren.
Op het schilderij staat, tussen zijn passagiers, de veerbaas Janus Onink met zijn markante uiterlijk. Iedereen kende hem in zijn tijd: van begin 1900 tot in de late dertiger jaren. Hij was, geboren in Maurik en wonend in zijn woonschuit aan de Liendense kant van de rivier, degene die zeven dagen per week, van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat de verbinding open hield. Voor negen gulden in de week en op het eind voor zo’n 15 gulden. Toen hij met pensioen ging op zijn zeventigste kreeg hij vijf gulden per week.
Een rots in de branding met altijd dezelfde hoed op zijn warrige haar en een baard tot op zijn borst. Als het vroor hield hij de overgang vrij van ijs en als hij dat niet meer aan kon veegde hij een pad over het ijs, zoals in de jaren 1929 en 1939. Hij stelde er een eer in dat je altijd naar de overkant kon.Vorige week sprak ik zijn kleinzoon, nu een bijna-tachtiger, geboren op de Liendense woonschuit. Hij heeft stapels foto’s van een voorgoed voorbije wereld, bruin en vergeeld.Van de woonschuit, van de pont, van de rivier,van auto’s op de bevroren Rijn, van de Cunera,van het veerhuis, maar vooral van opa Janus en oma Caat. “Je had hem moeten kennen.Hij was míjn opa”.
Door Menko Menalda, voorzitter Oudheidkamer Tiel en Omstreken.2010.
(P.S. Dit specifieke veer was operationeel tussen Rhenen en Lienden. Maar het was wel een gierpont).